De verwoestende werking van kapsalon op relaties en darmen
De kapsalon is een heerlijk gerecht met lobbige kaas, slappe friet, warme sla, romige knoflooksaus, vurige sambal en stukken bruin vlees, waar je ongelofelijk vies van gaat kakken. Dat kan ertoe leiden dat de relatie met je naasten en collega’s slechter wordt.
Maar waarom praten we er niet over? Daarom vandaag op De Gladiool: drie waar gebeurde verhalen rondom dit verrukkelijke, maar o zo verraderlijke maal.
De misgelopen stage
“Het gebeurde op mijn stageplek. Ik werkte in het souterrain van een groot betonnen gebouw. De hele dag alleen op een kamertje, papierwerk te doen. Die kapsalon van gisteravond hakte goed in m’n darmvlokken. Het voelde alsof ik flink vol zat. In ieder geval voelde ik aandrang. Toen dacht ik: Weet je wat, fuck it, ik doe een Frozen. Let it go. Ik liet een kneiter van een ruft rippen, die meteen werd gevolgd door een geklop op de deur. “Hee Jeroen, misschien kunnen we even overleggen nu?” Mijn stagebegeleider, in de deuropening. Ik draaide in mijn stoel, een wolk van rotgas wervelde om me heen. Ik werd bleek, wist niet wat ik moest doen. Mijn mond trok samen uit zenuwen, en dat gebaar werd aangenomen voor een ja-knik. Ze liep op me af. Ik bleef doodstil zitten, in de hoop dat het gas recht omhoog zou stijgen, en niet horizontaal zou verspreiden. Mijn begeleider pakte een stoel en schoof aan. Mijn plan had niet gewerkt: haar gezicht betrok, maar ze was te beleefd om iets te zeggen. Terwijl we een kort voortgangsgesprek voerden leden we op allerlei abstractieniveaus. Ik heb de stage gehaald, maar mocht daar niet blijven werken.”
Verteld door Jeroen.
De verbroken vriendschap
“Ik was bij een goede vriend, Harry, en we hadden toevallig een kapsalon gegeten. Hij had twee XXL kanjers gehaald bij grillroom Farao op de hoek. Na de derde fles wijn voelde ik forse aandrang, en ik ging naar het toilet. Harry was in een geinbui: Nadat hij had gerookt liep hij naar het raam van de wc-deur, waar je doorheen kunt kijken als je je neus tegen het glas duwt. Hij lachte terwijl hij naar mijn bleke, vrijwel haarloze benen keek. Ik lachte harder, want ik duwde de deur open en terwijl ik dat deed zag ik Harry’s gezicht vertrekken van schrik en walging. “Ojooooo dat ruikt naar verbrand rubber, kanker!” zei hij. Hij had gelijk. Het wás een walgelijke lucht. Ziek, wee, alsof iemand met wierook de lucht van een weken oud lijk probeerde te verhullen. Harry probeerde de deur weer dicht te duwen, maar ik lachte terwijl ik de deur juist open hield. Harry’s hele kamer rook daarna penetrant. Het stonk zo erg dat Harry oprecht beledigd was, en hij vroeg of ik weg wilde gaan. We hebben elkaar niet meer gesproken daarna.”
Verteld door Anton.
De broedertwist
“We waren in Berlijn, mijn zus en ik. Ze vroeg me om medechauffeur te zijn, maar een dag lang autorijden en voedsel van het wegrestaurant maakten mijn ingewanden tot een partijtje jammer. Bovendien had ik de avond ervoor een kapsalon gegeten, zo eentje waarbij de warme sla op je tong smelt. A farewell to darms, wordt het in sommige kringen genoemd. In de auto had ik er al wat laten vliegen, tot verdriet van mijn zus. Daar konden de ramen open, dus het viel mee. In het appartement waar we verbleven gebeurde echter het volgende, wat alles te maken had met het ontwerp van het toilet en de waterdruk in dit Berlijnse appartement. De toiletpot werkte niet via het plonsprincipe, maar had een poepplateau. Dit plateau was anders ontworpen dan de meeste poepplateaus: het was een vrij diepe kom, waardoor de drol eerst een soort drempel over moest voor ‘ie kon worden weggespoeld. Maar de drol die ik had gelegd overtrof alle normen. Het was een berg stront alsof er voor mij een paard had zitten schijten, en ik er vervolgens nog eens een laag diarree overheen had gebaggerd. Ondanks alles stond ik er toch even met bewondering naar te kijken. Ik overwoog zelfs een foto te maken, toen mijn zus aanklopte. “Nico, ik moet plassen,” zei ze. Oei, dacht ik, en toen spoelde ik snel door. Het stroompje dat uit de stortbak kwam was echter als de plasstraal van een nierpatiënt. Het kabbelde tegen mijn hoop stront aan. Daar braken niet eens stukjes vanaf. Onverstoord lag ie daar, die hoop. “Nico?” klopte mijn zus weer. De drol keek me aan als een lodderige versie van het oog van Sauron. “Ik moet heel nodig!” Toen kwam ik in actie: ik pakte de wc-borstel en gebruikte die als schep om de poep weg te krijgen. “Doe open!” zei mijn zus. Dat deed ik toen maar. De rest van het weekend was ze chagrijnig.”
Verteld door Nico.
Namen gefingeerd, maar bij redactie bekend.